Het ligt niet in mijn bedoeling met dit reisverslag een algemene toeristische gids te schrijven Daarover bestaat ruim voldoende vakliteratuur. Dit is gewoon een – dag per dag – opsomming van impressies, ervaringen, gevoelens, beschouwingen en eventuele raadgevingen (?) van iemand die – zoals met de ogen van een kind - met opengesperde ogen vol verwondering een nieuwe wereld bekijkt, ervaart en beleeft. |
De enkel cijfers vermeld in dit verslag zijn dan ook zuiver individueel (bijvoorbeeld de gedane kilometers, getankte benzine, uurregelingen en eventuele prijzen) of exacte gegevens uit gidsen, brochures en/of kaarten (bijvoorbeeld de hoogte van bergen, uurregelingen en/of toegangsgelden). |
02:00 uur. Na amper één uurtje rusten vertrokken we richting Kiel. Na 690 kilometer en 9 uur later staan we aan de terminal van Kiel. We overbrugden deze afstand in een rijtijd van 7 uur en 10 minuten (een gemiddelde van 97,40 kilometer per uur. De resterende tijd werd gespendeerd aan sanitaire stops en Strek-de-benen’ acties. De ervaring heeft mij geleerd dat het doorkruisen van het Rhurgebied niet altijd zo eenvoudig verloopt. Daarom besloot ik deze reis gewoon de stad Essen te doorkruisen, richting Dortmund en dan Noordoostwaarts richting Ossnabrück. Poepeenvoudig… en toch maar een tiental kilometer meer op de teller. Waarom verder ingewikkelde afslagen en opritten te gebuiken. Zich nerveus te maken en toch kostbare minuten te verliezen. De vermoeidheid laat zich gevoelen. Nog een kleine stop en verder het verkleinen van de afstanden inschatten. Eindelijk… Kiel. Vlot inchecken en degelijke hulp zowel bij het inrijden als aan boord. Deze MS Prinsesse Ragnhild (38.500 BRT) heeft alles om het de passagier zo aangenaam mogelijk te maken en kan werkelijk bogen op een hoog ‘Cruise gehalte’. Verschillende eetmogelijkheden (gaande van een BBQ via een Buffet- naar ‘A la Carte’ formule) bieden een waaier van uiterst gevarieerde mogelijkheden. Niemand blijft op zijn honger. Evenmin is er een gebrek aan drankgelegenheden. Hut 3112, de onze (een A2** buitenhut) vind ik persoonlijk vrij klein gehuisvest. Iets ruimer had ons beter gelegen (bijvoorbeeld, een kleine desk om enig schrijfwerk te verrichten). Tot daartoe… eens aan boord start een overtocht die de meeste passagiers niet zo snel zullen vergeten. Bij het lichten van het anker zoekt iedereen een plaatsje waar hij de manoeuvres van het vaartuig kan gadeslaan. Om de vele zwemmers niet te storen vaart het schip langzaam de havengeul uit. Enkel de hongerigen en de dorstigen zoeken soelaas binnen de buik van de ferry. De anderen, meestal zonnekloppers en/of halve zeevaartfreaks blijven bovendeks en kijken. De zon brand onverbiddelijk op het verhitte, houten dek. Het zijn niet alleen enkele moedige meeuwen met hun hel gekrijs die ons begeleiden bij het verlaten van het zeegat. Tientallen grote en minder grote, maar toch altijd sierlijke, zeilschepen vergezellen onze uittocht. Als adieu bij het verlaten van de haven weergalmt voor de laatste maal de misthoorn van het schip. Met een onmiddellijke, gelijkaardige, reactie van de havenautoriteiten. Nu zijn het nog een paar roekeloze macho’s op snelle motorboten die ons een eind in zee vergezellen. Voor mij is het nu nog enkel maar wegdromen. Eindelijk… Tot het vallen van de duisternis beleven we niet alleen een overtocht maar varen langs de kusten van Duitsland (Sleeswijk-Holstein) en later de kleine eilandjes vóór de Deense kust. Rond de klok van half zes ’s avonds lopen alle dekken leeg en begeeft iedereen zich naar de voorplecht van het schip. In de verte doemt de 1 kilometer lange brug over de ‘Store Bælt’ op. Dit gigantische kunstwerk verbindt de oevers van de Deense eilanden Fyn (Funen) en Sjaeland. (Sæland). Eens de brug onderdoor gevaren en het wegstervende geluid van het voorbijrazend verkeer op deze overspanning niet meer onze aandacht trekt zoekt iedereen zijn eigen stek op. Dit kan rusten zijn, zich laven of zich opmaken voor een heerlijk diner. Niets belet ons te genieten van een zeer verdiende nachtrust. Tenslotte… morgen is de eerste dag van de rest van onze trip. |
Uiteraard ben ik mij vrij vroeg bewust dat mijn vermoeidheid maar een overgangsfase naar het grote werk was. Snel ‘geshowerd’ ontbeten en natuurlijk aan dek om het binnenvaren van de ‘Oslo-fjord te beleven. Het schip laveert tussen onooglijke kleine, weliswaar bewoonde, eilandjes. Uit de lichte ochtendnevels doemen na een tijd de vage silhouetten van een paar cruise- en ferryschepen op. Twee donkerbruine, vierkante blokken doen ons vermoeden waar we de plaats van ‘Radhus’ kunnen situeren. Niet te lang getalmd echter. Richting benedendeks en plaats nemen in onze respectievelijke voertuigen. Een prima bewegwijzering brengt ons in ‘no time’ naar het ‘Radisson Sas Plaza’ hotel. Bij een verblijf in een grote stad verkies ik nog steeds een meer internationaal hotel tegen de gebruikelijke kleinere charme hotels. Hotels zoals dit ‘Radisson Sas Plaza’ bieden enorme mogelijkheden voor de wagen en communicatiemiddelen. Vanuit de kamer kan men op een eenvoudige manier op internet en een verbinding naar de buitenwereld maken is vrij eenvoudig. Na het inchecken en het uitladen brengt een ‘valet’ de wagen naar de garage. We zullen hem pas overmorgen – bij ons vertrek naar Geilo - terugzien. Het hotel is – sinds ons laatste verblijf, vijf jaar geleden – nog in niets veranderd. De snelle lift brengt ons in een oogwenk naar de 22ste verdieping. Kamer 2225 zal voor twee nachten onze thuis zijn. Bij het binnenkomen valt het panoramisch zicht op de heuvels ten noordwesten van Oslo ons op. Hoog gelegen bemerken we de skispringschans van ‘Holmenkollen’ op. Als het hotel in die jaren niet veranderde dan deed de omgeving dat wel. Van op de 33ste verdieping (Sky-bar) herinner ik mij – vijf jaar geleden – een opmerkelijk uitzicht op de haven van Oslo. Bij een beetje oriënteren kan je de schepen van ‘Stena’, ‘Color Line’, ‘DFDS’ en anderen rederijen plaatsen. Dit mooie uitzicht is weggenomen door een building - tussen hotel en haven – die met een zestal étages is verhoogd. Jammer… maar dit is ook vooruitgang. Even settelen en dan onze geplande activiteiten starten. Vanuit het hotel bereiken we - via het volledig vernieuwde station (verrassend aangenaam om door te lopen en de bijna-plattelandse rust bij de treinreizigers te ervaren) - onmiddellijk het stadscentrum met zijn wandelwinkelstraat, de ‘Karl Johans Gate’. Het valt ons op dat het hier – voor de tijd van het seizoen – vrij rustig kuieren is. Het zal niemand verwonderen dat eerst mag gedacht worden aan een eerste kennismaking met de Noorse keuken. Of stellen we dit nog even uit. Inderdaad, om geen tijd te verliezen nemen we een haastige hap bij de ‘Scotsman’ een aangename kroeg op de voornoemde ‘Karl- Johansgate’. Voor een – naar Noorse normen – aannemelijke prijs kan men er smakelijk eten. Onze eerste lunch op Scandinavische bodem wordt dan een, weliswaar meer zuiders getinte, ‘Ceasars salade’. De grote pint blond schuimend bier smaakt er overheerlijk bij. Onze keuze viel op een lettol - een licht blond biertje - een lagerol of Eksportol (iets zwaardere pils-achtige bieren) zullen voor een latere gelegenheid zijn. Dit is tenslotte nog maar de tweede dag van onze reis. Tijdens dit bescheiden etentje bestuderen we de kaart van Oslo (die overigens overal in de stad gratis te verkrijgen is) en stippelen we onze route uit. Beter op voorhand plannen om geen onnodige afstanden af te leggen (de stapschoenen moeten nog een tijdje mee). Eens buiten, waar de zon nog overvloedig haar heerschappij laat gelden en kwistig met haar energie omspringt, voeren we uit wat voorzien was. Plots werden we overvallen door een plotse wolkbreuk. In de Skippersgate wilden we schuilen in een open portiek doch deze was al ‘gebruikt’ door een paar junkies die zich een shot toe dienden. Dan maar een tweede portiek opgezocht waar ons niets anders stond te doen dan de bui laten overtrekken. Na een half uur was de hemel volledig opgeklaard, konden we op onze stappen terugkeren en in het hotel onze natte kledij voor droge ruilen. Van tijd verlies gesproken! Toch niet helemaal. Met een half oog volgden wij een paar beelden uit de illustere rit naar Luz-Ardiden in de ronde van Frankrijk. We zagen leider Lance Armstrong vallen, opstaan, uit zijn pedalen schieten en om amper overeind te blijven. Armstrong reed Jan (Ulrich) en alleman voorbij om dan zegevierend de rit te winnen. Volgende stap was voorzien naar hotel ‘Bondeheimlen’ (Bestwestern) in Rosenkrantzgate 8. Dit mooie, oude historisch pand is prachtig gelegen in de buurt van de Karl Johans Gate, het ‘Grand Hotel’, het ‘Stortinget’ (Parlement) en het nieuwe ‘Theaterhus'. We kregen de kans een paar kamers op de 6de en 3de étage te bezoeken. Alle kamers beschikken over een eenvoudig doch gemakkelijk sanitair en TV. De mooiste, gerenoveerde kamers liggen op de 3de verdieping. Ze zijn allen prachtig gerenoveerd met een hedendaags, Scandinavisch interieur (met mooie, contrasterende indigo kleuren). Kamer 305 is een grote hoekkamer met eet- en/of vergaderhoek. Kamer 308 is even mooi maar kleiner. In de omgeving vindt men verschillende eethuizen waarvan sommige gelegen op binnenkoeren. Even rondneuzen en verkennen en vooral…prijzen checken. Dit hotel en zijn omgeving met hun eigen intrinsieke waarden dragen zeker mijn voorkeur weg. Na dit hotelbezoek kuieren we verder in deze mooie omgeving. Het ‘Eidsvolls Plass’ (een rustig stadspark), gelegen tussen de ‘Karl Johans Gate’ en de ‘Prinsens Gate’ verdient onze aandacht. Mensen van alle leeftijden genieten nog van de paar laatste, lage zonnestralen. Het Koninklijk Paleis ‘Slottet’ komt in tegenlicht te liggen en alle details vervagen tot een grijze massa. Terug op weg naar ons ‘basiskamp’ stappen we achter een koppel jonge mensen waarvan de man een voetbaltruitje van Jan Koller, een vroegere Anderlechtspits – draagt. Zij die mij een beetje kennen weten nu al dat ik deze mensen moest aanspreken. Mensen uit Beveren. Deze sympathieke mensen kwamen al voor de 4de maal naar Oslo (voor 14 dagen a.u.b.) en dit zou zeker niet de laatste maal zijn. Moet het gezegd worden dat zij zeer tevreden waren over onze organisatie en service? Ondertussen hebben we de tijd wel serieus uit het oog verloren. Ons plannetje om vanavond te genieten van een exquise visschotel kan gezien het late uur niet meer kon doorgaan. Ons vooropgesteld idee is daarom zeker niet verloren. Daarom…morgen is nog maar onze tweede dag in Noorwegen. En waarom zouden we niet terug de ‘Scotsman’ opzoeken. We hadden vanmiddag een mooi gerecht op de kaart kunnen situeren dat zeker onze goedkeuring wegdroeg. Het was wel niet direct wat we onder een ‘Noorse’ schotel konden verstaan – een sappige steak – maar wel geserveerd met lekkere ui en paprika (vandaar toch een vleugje ‘Scandinavian Taste’). |
Karel, jong…we zijn hier niet om te rusten. Oslo is te mooi en te boeiend om er niet maximaal van te genieten. Dus was opstaan om 6 uur een noodzaak en geen sinecure. Het prachtige en uitgebreide ontbijtbuffet maakte uiteraard niet alles maar toch enorm veel goed. De auto kon op stal blijven. Mensen die voor het eerst naar de Noorse hoofdstad komen zou ik aanraden een sightseeing tour te boeken. Er bestaan verschillende mogelijke tours en boottochten in de fjord. Zo is er een gecombineerde tour (bus + boot). Het is wel zo dat twee dagen ruim niet voldoen om alle bezienswaardigheden te bezoeken. Bij ons laatste bezoek aan Oslo hadden we bij een geleide rondrit door de stad al verschillende bezienswaardigheden bezocht en konden we die nu rustig links laten liggen en focussen op het schiereiland ‘Bygdoy’ en meer bepaald op het ‘Norsk Folkemuseum’. Dit museum staat genoteerd als grootste van Europa. Bijna alle regio’s van Noorwegen staan er vertegenwoordigt met hun traditionele huizen (zowel boerderijen, voorstadwoningen en stadsgebouwen en een wondermooie staafkerk uit de 13de eeuw). Ook folkloristische activiteiten komen aan bod. Een niet onbelangrijk deel wordt gewijd aan de cultuur van de Noorse Sami bevolking (waar we kunnen zien hoe dit volk door de Duitse bezetter onder de knoet werd gehouden, hoe hun kuddes werden afgeslacht en hoe hun gewassen werden verbrand. En toch blijkt dat een groot deel van dit volk zich probeert te handhaven in hun nomaden bestaan. Niet te missen (toegangsprijs 55 NOK). Op ‘Bygdoy’ ligt wel méér dan het ‘Norsk Folkemuseum’, we vinder er onder andere ook nog het ‘Vikingskipshuset’, het ‘Kontiki museet’, het ‘Norsk Sjofartsmuseum’, het ‘Franmusset’ (het uit 1892 daterend Poolschip), de ‘Sjomannskirken’, het monument aan de oorlogshelden (4500), zowel matrozen (Militairen) als zeelieden van de koopvaardijvloot die hun leven offerden en zo de bevrijding van hun land bewerkstelligden. En de ‘Gjoa (oud zeilschip). ‘Bygdoy’ is op eigen houtje en op een heel sympathieke manier te bereiken. Aan ‘Aker Brygge’ (de oude kaaien in het Zuidwesten van het stadhuis) vertrekt er om de 10 minuten een kleine ferry (enkel voetpassagiers) naar ‘Dronningen’ van waaruit men een wandeling van ongeveer 6 kilometer kan maken, alle bezienswaardigheden bezoeken en opnieuw de ferry richting Oslo nemen in het oostelijk punt van het schiereiland. Geen nood als er even op de ferry moet gewacht worden. Iets vóór de aanlegsteiger is een ‘cafeteria’ met terras voorzien. Men kan er aan schappelijke (!/?) prijzen iets eten of zich laven. Terug naar de stad waar we op weg naar ons hotel een bezoek brengen aan het stadhuis (Een gebouw dat zeer omstreden is. Gekend over heel de wereld maar daarom nog niet geapprecieerd op esthetisch vlak); Ook ik heb er mijn wisselende gevoelens bij. Dit betwiste gebouw is ingehuldigd in 1950 ter gelegenheid van het 900-jarige bestaan van de stad. Ten zuidoosten van het stadhuis vinden we het ‘Akershus Festning’ en het ‘Akershus Slott’, middeleeuwse versterkte burcht uit 1299 en sinds 1592 een renaissance kasteel door kanonnen verdedigt (om 13:30 kan u er elke dag de aflossing van de wacht meemaken). Op artistiek vlak heeft Oslo nog andere troeven. Een must is: ‘Vigelandsparken’, de drukstbezochte site van Noorwegen (jaarlijks méér dan 1 miljoen bezoekers), Meer dan 200 beeldhouwwerken van Gustav Vigeland (1869-1943) staan er verspreid over heel het park. Zeker niet te missen is het monumentale werk met als thema ‘de Menselijkheid’ (een enorme zuil gevormd door een massa in elkaar verstrengelde naakte lichamen) en verder het ‘Vigeland-museet’ zelf. Dit gebouw werd gebouwd door de stad Oslo en diende als atelier en residentie van Gustav Vigeland. Zijn werken kenmerken een adembenemende realiteit. De beelden zijn als versteende beelden uit de dagelijkse sleur (denk aan het wenende en stampvoetende kind). Zoals het vele kunstenaars vergaat, zijn de meningen over de artistieke kwaliteiten zeer verscheiden. Eén ding is zeker…iedereen spreekt erover en iedereen wil het zien, proeven en ervan genieten. Uiteraard heeft de Noorse hoofdstad nog veel meer te bieden. Alles kan in een paar dagen niet bezocht worden. Andere bezoeken zullen zich in de toekomst opdringen.
Zoals gisteren gepland eten we vanavond iets wat de streek in overvloed heeft…vis. En dus trekken we op zoek (rekening mee houdend dat we iets zoeken dat wel degelijk betaalbaar blijft). Ten zuiden van de ‘Rathusgata’, het universitaire kwartier (een beetje te vergelijken met het ‘Quartier Latin’ op de Parijse ‘Rive Gauche’) vinden we degelijke kleine, studentikoos-artistieke restaurants met een zuivere existentialistische (Sartre en de Beauvoir) sfeer. De moeite waard zijn zeker het ‘Engebret Café’ (uit 1857 in de Bankplassen), het restaurant ‘Gamle Raadhus’ (Radhusgata) en de ‘Anatomigarden’ (aan de Christiania torv). Iets meer trendy is wat verder de café-bar ‘Amfytrion’. Maar waar kunnen we tenslotte deze lekkere specialiteiten het beste degusteren dan in een uitstekend visrestaurant op ‘Aker Brygge’. Nu is het zo dat in het volledige complex aan de kaaien veel restaurantjes en/of pseudo-restaurantjes die naam amper waardig. Hamburgtenten en Pizza restaurants zijn niet direct aan ons besteed. Na enig zoekwerk en informeren komen we terecht in het uitstekende visrestaurant ‘Lofoten’ - volledig aan het einde van ‘Aker Brygge’ – bijna verstopt achter allerlei commercieel getinte rommel. Het is zeker niet de chique tent zoals dat dikwijls in Europa te verwachten is. Neen, alles ademt rust en kalmte uit, geen nerveus gedoe en heen en weer lopen van soms overbodig personeel. De kledij van de klanten is ‘casueel’. We kregen een tafeltje toegewezen dat uitzag op de vaargeul. Tijdens het nippen aan een degelijk aquavitaperitief kon mijn geluk niet meer op. Om 19:30 maakte het ‘MS Saga’ van Stena Line zich los van zijn ligplaats aan de kade en zette zich krachtig in beweging richting Frederikshaven (Denemarken). De ondergaande zon gaf de witte romp van het vaartuig een warme, sfeervolle gloed. Op het ogenblik dat het schip uit ons gezichtsveld gleed werd onze bestelde vissoep geserveerd en gesavoureerd. Een lekkere ‘Wolfsfish’ (een witte diepzeevis uit de koude wateren van Noord-Noorwegen) met verse groenten en verse aardappelen in de schil volgde op de soep. Bij deze maaltijd dronken we een democratische pint bier. Deze maaltijd was zeker niet goedkoop maar was meer dan de moeite waard. Moe maar voldaan achtten we het ogenblik gekomen om rustig naar het hotel te wandelen en te genieten van een verdiende nachtrust. Ware het niet dat we de familie Bosman nogmaals tegen het lijf liepen. Bij de gelegenheid even gebruik gemaakt om uit te leggen wat zij nog konden zien en verkennen. Volgend jaar komen ze terug. Zeker weten. Van trouwe klanten gesproken. Verder wandelend naar het hotel kunnen we niet nalaten soms halt te houden bij één of andere straat animator. En geloof mij…er zijn echte poetsenmakers met allerlei trukendozen te vinden. De één is al vindingrijker, creatiever en gedurfder dan de andere. Niets belet het opgetogen publiek een kleine bijdrage voor de straat- en pleinwerkers te leveren. Een avond om nog lang van te genieten. Klimatologisch hebben we tenslotte – afgezien van een wolkbreuk op maandag 21 juli - hier in Oslo absoluut niet slecht gehad. Twee dagen zon, afgewisseld met bewolking. Temperaturen van rond de 24° Celsius. |
Na het – zoals altijd – voortreffelijk ontbijtbuffet en het uitchecken werd onze wagen voorgereden. 09:00 een mooi uur om te vertrekken, ten slotte zouden we 255 kilometer voor de wielen geschoven krijgen en kenden absoluut niets van de weg. De enige zekerheid was dat het zeker klimmen werd naar het hoger gelegen skioord ‘Geilo’. Hoe het landschap was en hoe de staat van de wegen was zouden we pas tijdens de rit merken. Het weer zat lekker en beloofde niet al te veel onheil. Nog steeds een mooie 24° Celsius en licht bewolkt. We hadden de keuze uit twee verschillende routes. Enerzijds de noordoostelijke route (Rv 7 langs het ‘Hallingdal’) en anderzijds de zuidwestelijke route (Rv40 langs het ‘Numedal’). Voor ons vertrek had ik hierover een gesprek met An over het feit welke route te volgen. Zij kende de noordoostelijke en daarom opteerden we de zuidwestelijke route te nemen. Uiteraard kan ik deze tweede optie niet vergelijken. In ieder geval bleek, voor ons, de gekozen weg een meevaller te worden. Een dertigtal kilometer langs de autosnelweg E18 bracht ons in een minimumtijd naar Drammen en via de kleinere E134 naar Kongsberg. Ondertussen hadden we in Mjondalen bijgetankt en even de benzineprijzen met België vergeleken. Loodvrije benzine (octaangehalte 95) betalen we hier toch een 25 à 30% duurder dan aan ons getrouwe Essostation in het dorp. Het is ons opgevallen dat ongeveer 70% van de verkochte benzinemerken worden gedeeld door Esso en Statoil (van hun eigen de nationale raffinaderijen). De overige 30¨wordt verdeeld door de overige merken zoals Shell, Texaco, enz… Dit even terzijde en laat ons ons nu concentreren op de te volgen weg. Wanneer we het oude mijnstadje Kongsberg (de zilvermijnen liggen 7 kilometer buiten het centrum) achter ons hebben gelaten begint de weg gestaag te klimmen. Door het ons tegemoetkomende water van een bergrivier voelen dat we hier op weg zijn naar een hoger gelegen plateau. Af en toe stopt het klimmen en rijden we op stroken waar het dal breder en de rivier kalmer worden. Deze keuze van de zuidwestelijke weg werd ons onder andere ingegeven door het feit dat we op deze route een viertal (waarvan ééntje nog in gebruik) Staafkerken zouden kunnen bezoeken. De steeds smaller wordende ‘Lage’ blijft links, soms rechts van de weg ons tegemoetkomen. In Lampeland noopt een sanitaire stop ons tot een welkome halte. De omgeving is lieflijk charmant. Een klein zink in de rivierbedding maakt dat er een natuurlijk meertje ontstaat waar het voortkabbelende water op een evidente manier tot rust komt Even achteromkijken (als fotograaf moet dit een routine zijn) doet ons het landschap onder een ander perspectief ervaren. Dit nieuwe gezichtspunt biedt ons andere aspecten, de silhouetten van de begroeide bergflanken verliezen stilaan al hun gelijkenis met gelijkwaardige beelden uit de Alpen, Pyreneeën en/of Dolomieten. Eindelijk bereiken we Rollag, het dorpje waar we onze eerste Staafkerk zouden vinden. We verlaten de hoofdweg, kruisen een spoorweg (nog in gebruik?) rijden door een plaatsje met enkele verspreidde gebouwen. Een van deze bijgebouwen lijkt zo weggeplukt uit het ‘Norsk Folkemuseum’ in Oslo. Een 10-jarig meisje probeert (uit verveling?) een kleine kat in een speelgoed kinderwagentje te stoppen. Blijkbaar zijn katten en kinderen overal in de wereld hetzelfde. Tenslotte won de snelheid en de souplesse van het dier op de onhandigheid van het kind. Een groep van een zestal voertuigen maakt ons duidelijk dat we de onmiddellijke omgeving van onze eerste Staafkerk naderen. 30 Nok is wat we dienen te betalen om het kleinood van binnen te mogen bewonderen. Een schijn van natuurlijk licht dringt langs een rij kleine vensters tegen de nok van het kerkje binnen. De oeroude versieringen zijn sober in vorm en kleur en toch voldoende gedetailleerd om ze met grotere aandacht te kunnen ontleden en bewonderen. Kunstig houtsnijwerk eist onze volledige aandacht. De prachtige, oude versieringen - meestal stammend uit de Vikingtijd – van dieren en uitgerekte figuren zijn sober, bijna monochroom, ingekleurd. De paar andere bezoekers (die we trouwens later nog op onze weg zouden tegenkomen) delen ons enthousiasme. Via Veggli rijden we verder naar ons volgend objectief…Nore, waar zich een tweede Staafkerk bevindt. We werden enigszins misleid toen we bij het oversteken van de rivier een witgeschilderde kerk zagen. Dit kon onmogelijk de bewuste Staafkerk zijn. Onze indruk had ons inderdaad niet bedrogen want het doel van ons bezoek lag een vijfhonderd meter verder. Dit gebedshuis was, zo mogelijk, nog duisterder van het eerste. Opnieuw met de schaarse bezoekers een paar woorden gewisseld - bij een volgende ontmoeting zouden deze paar woorden een heus gesprek worden (dit gebeurt wel meer wanneer mensen met een gezamenlijke interesse elkaar ontmoeten). Bij het opdraaien van de grote weg krijgen we het felle zonlicht pal in onze achteruitkijkspiegel Deze ervaring, en het gevoel van leegte in onze maagstreek, doet ons beslissen om een pleisterplaats op te zoeken waar het werk van barmhartigheid geen ijdel woord is. En gevonden hebben we het. In Skjonne treffen we een kleine, sympathieke afspanning met het bijhorende benzinestation. Een kleine ruimte biedt plaats voor een toog met drie tafels (zwart geteerde bobijnen voor zware kabels) en stoelen. Het menu was beperkt maar redelijk. ‘Als jullie wensen’ wordt ons door de waardin gezegd ‘kunnen jullie buiten aan de oever van het riviertje lunchen’. Een steile trap (de ‘treden’ worden gevormd door hoopjes kiezel die door verticale houten balkjes in hun zwaartekracht belemmerd worden. Beneden mondt de ‘Uvdalselva’ uit in de grotere ‘Lage’. Naast een houten keet – de keuken - staan een paar aftandse open tuintentjes die ons beschermen tegen de zon (of indien nodig tegen de regen). Een plastic emmer aan een koord verbindt de keuken met het 15 meter hoger gelegen restaurant (een ‘monte-charge’ avant la lettre). De bestelde 40ers (onze flesjes bier) worden, na het nodige wachten naar beneden gelaten en onze maaltijd - een sobere doch (h)eerlijke ‘homemade’ burger met brood en groenten – aan tafel geserveerd. Dit is de meest zuivere vorm van communicatie en transport (maaltijden, drank, bestellingen, vaat en leeggoed). Een eend met zeven (of waren her er zes) kuikens laat zich stroomafwaarts drijven, een niveauverschil doet plots hun vaart versnellen en verdwijnen plots uit ons gezichtsveld. Ik heb me dan ook afgevraagd hoe ze vanavond terug op hun nest terechtkomen. Te voet? Ook hier in Noorwegen glijdt de tijd verder, we hebben tenslotte nog een goeie 50 kilometer te doen en de streek wordt steeds meer bergachtig en de weg wordt een echte kronkeltroute. Borden waarschuwen ons voor overstekende herten. Zelf bij ons in de Ardennen hebben we nooit het geluk gehad inderdaad geconfronteerd te worden met deze ranke viervoeters. Maar ja…dit is België niet en op 30 meter voor de wagen huppelt een elegant reebokje de weg over. Met een gratie en een vanzelfsprekendheid eigen aan deze dieren. Het gaf een goed gevoel deze dieren hun voorrang te geven. In Uvdal verlaten we rechts de grote weg en klimmen gestaag langs een derderangsbaan naar de oude dorpsgemeenschap van Uvdal. Dit is nu een echt openluchtmuseum zonder staatstoelagen. De bevolking zorgt zelf voor de nodige herstellingen. Wat de moeite loont is het feit dat de gebouwen niet verplaatst zijn en dan mooi naast elkaar of rond de kerk zijn gebouwd. Neen, de schikking van het dorp is zoals het al eeuwen was. De inwoners die er begraven zijn hebben er ook daadwerkelijk gewoond Dit vonden wij wel een van de mooiste ervaringen vandaag. De bergtoppen links van ons krijgen steeds méér hoogte, de ‘Skanlnatten’ bereikt de 1341 meter. Numedal…het ernstige werk – met stijgingspercentages van 10 % komen eraan. Het landschap wordt desolater. Bomen worden struiken en struiken mossen. Bereiken we nu al, na een hoogte van 700 meter, de boomgrens? Opzoekingswerk leerde ons dat de boomgrens van gebergte tot gebergte kan verschillen. Klimatologie kan hier onder andere de oorzaak van zijn Bijvoorbeeld zou de grens in de Alpen op 2.000 meter liggen en in de meer arctische (koudere) gebieden zoals in zuidelijk Noorwegen rond de 1.000 meter. Hoe meer noordelijk we trekken komt de boomgrens, bijvoorbeeld aan de Noordkaap, op zeeniveau te liggen. Ondertussen gaat onze klim verder richting Dagali met zijn regionale luchthaven. Het landschap verliest steeds meer van zijn flamboyante en wordt met de kilometer meer verlaten en woester. Eens de afslag naar de luchthaven voorbij merken we dat we terug in een gebied betreden waar de mens thuishoort. De tientallen kleine blokhutjes, lukraak in het landschap verstrooid, maken duidelijk dat deze niet voorzien zijn als een definitieve woonst maar dienstdoen als vakantiewoningen in de winter. Geilo staat zeker bekend als een vermaard wintersportgebied. Ergens doet het pijn dat de natuurlijke rust en het evidente evenwicht zo wordt verstoord. De stroken bos, vrijgemaakt voor de skipistes liggen nu, in de zomer, als reusachtige lidtekens op de bergflanken. Na 255 kilometer bereiken we ons hotel in Geilo – al op een respectabele hoogte van 800 meter en na een tweetal kilometer buiten het kleine centrum bereiken we ons hotel. Het is klaar en duidelijk dat dit hotel volledig voorzien is om de echte wintersportfanaat te kunnen ontvangen. Hoewel het mij allemaal een beetje gemaakt lijkt straalt alles een gezelligheid uit. De sfeer van doorwinterde sporters onder elkaar. Alle kamers zijn zeer ruim. Onze kamer, nummer XXX kijkt uit op de parking met bijhorende garages achter het hotel. Een, niet al te groot buiten zwembad staat ter beschikking van de vakantiegangers. Dit is een waardig verblijfshotel voor de sportieveling. Het hotel beschikt ook over tennisvelden, een binnenzwembad en een fitnessruimte. Een wandeling langs een vrij residentiele wijk brengt ons naar het kleine centrum van dit – in de zomer toch – rustig stadje. De meeste horecazaken zijn gesloten (het valt duidelijk op dat het pieken van het toeristische seizoen pas in de winter komt). Aan het station – op de lijn Oslo-Bergen – vinden we een klein gezellig eethuisje en bestellen onze ‘Mors Kjottkaker’ – smakelijke gebakken gehaktballen met spruitjes, wortelen en gekookte aardappelen - met een smakelijke grote pint van het best schuimende lokaal bier. Op de terugweg wandelen we langs een andere weg dan de heenreis en tot mijn groot genoegen zien we dat de bermen begroeid staan met alle mogelijk (on)kruiden. Tot de bij ons zo verfoeide distel. Dankzij de Noorse wet kunnen al deze (zelfs wilde) planten volledig tot zaadvorming komen en zich op deze wijze verder planten. Het was een mooie dag met een verrassende kennismaking met zuidelijk Noorwegen. |
Het wordt vandaag een lange dag langs ongekende wegen…dus vroeg opgestaan en – alweer – een uitstekend ontbijt Buiten verzamelen kleine groepen wandelaars om aan hun ‘taak’ te beginnen. Geilo ligt ten noordoosten van de ‘Hardangervidda’, de grootste hoogvlakte van Europa. Bijna de helft van deze oppervlakte is ondergebracht in een nationaal Park. Dit is echt het paradijs voor mensen die van lange trektochten houden. Wij kijken nog voor de laatste maal in noordelijke richting naar de ‘Hogeloft’, een van de hoogste punten – 1920 meter – van de regio. We nemen de Rv7 in oostelijke richting naar Eidfjord. Tot Haugastol rijden we parallel, eerst links dan rechts, met de spoorweg Oslo-Bergen. Ik heb nog steeds hetzelfde – niet gelukkig gevoel – van gisteravond. Ik vind het landschap enigszins verminkt door het inrichten van sportaccommodaties. De wilde groei van de enorme paarse bloemen maken veel goed. In Haugastol moeten we opnieuw de spoorlijn kruisen en rijden we daar het, absoluut niet drukke (op den duur kunnen we ons moeilijk voorstellen hoe druk het dan in de winter wel zou kunnen zijn). Dan plots voelen we het beiden. Hier gebeurt het. De weg draait rechts weg en klimt traag. De beide straatkanten zijn omzoomd met dunne, 3 à 4 meter lange palen. Sommigen bovenaan met reflectoren, anderen dringend aan reparatie toe. Zij zullen, als de sneeuw meters hoog ligt de bakens voor het verkeer zijn. Het landschap wordt echt desolaat. Weg zijn de chalets, blokhutten en vakantiehuisjes. De weg blijft stijgen. Amper tegenliggers. Ver voor ons een wagen met caravan. Het enige merkbare groen in het landschap zijn zeldzame korstmossen. Een rij opgehoopte stenen maken de ondiepe bergmeren doorwaadbaar. We stijgen dermate dat we nu ook al hoger dan de hopen sneeuw rijden. Net voor Dyranut stopt de wagen met caravan op de enkele pleisterplaats op het traject en kunnen wij onze weg ongehinderd verderzetten. Rechts van ons ligt de Hallingskarvet, een bergketen met de Folarskarnut als hoogste top (1.933 meter). Aan een uitwijkingsplaats houden we halt en stappen uit. Dit is puur, zuiver, onberoerd, onontgonnen, onwezenlijk mooi, onwaarschijnlijk volmaakt. Hier komt alle gevoel terug. Dit is wat we zo dikwijls in onze jachtige, op presteren gerichte wereld missen. God, laat ons dit nog even… In Dyranut bereiken we het hoogste punt van het plateau, 1.250 meter en vanaf hier begint langzaam de daling naar Eidford. Even Fossli voorbij worden we echt stil. Het ene spectaculair zicht volgt de ander adembenemende aanblik. Een reeks - amper verlichte – tunnels volgen elkaar aan een snel tempo op. Diepe kloven met, honderden meters lager, een kleine – amper door de zon beschenen - sliert water. Telkens we een tunnel induiken is het altijd weer wennen aan het plotse halfduister. Pas na een dertigtal seconden bemerken we het condenswater dat bijna roerloos van de uitgehouwen wanden sijpelt. Bij het duimendraaien – want draaien doen die tunnels immers allemaal – is het opnieuw wennen aan het zonlicht van wie je nooit weet uit welke hoek het je zal verassen. Dit was echt een rit uit de duizend en enigszins beduusd komen we in Eidfjord aan. Een klein stadje, stil genietend tegen de fjordwand aan. Het is niet zo eenvoudig de sfeer van dit plaatsje in een paar woorden te beschrijven. Alles lijkt zo kalm en sereen. Niemand is gehaast en nergens (ook in de winkels niet) is de druk en de gehaastheid voelbaar. Analoog aan gelijkaardige plaatsen in Europa – denken we maar aan de ‘Gorges du Verdon’ in de Franse Var – zouden we hier (zeker op dit ogenblik van het vakantieseizoen) een massale toeloop van toeristen meemaken. Niets van dit. Enkel het Quality Hotel Vøringfoss ligt prachtig, geïsoleerd tegen de fjord aan. We zoeken een plaatsje om rustig onze dorst te laven (een sanitaire noodzaak was voor ons beiden een aanvaardbaar alibi voor dit biertje). Met een fris gemoed op weg naar Brimnes. Op dit ogenblik heb ik lang gewacht Eindelijk een overtocht met een oerdegelijke ferry zoals we die enkel op foto kennen. 64 NOK armer en amper 10 minuten later kunnen we de ‘Bomlo’ opbollen. Twintig minuten later rijden we de ferry in Bruravik af. Na een twaalftal kilometer, bij het buiten rijden van een tunnel staan we voor de keuze. Ofwel rechts afslaan en de grotere, belangrijke Rv13 via Voss nemen, ofwel de kleinere Rv7 blijven volgen. Deze Rv7is een prachtige weg. Gedurende 65 kilometer slingert hij samen de noordelijke rand van Hardangerfjord in zuidwestelijke richting naar Norheimsund. De weg is op bepaalde plaatsen zo smal dat we ons soms gelukkig mogen prijzen achter een vrachtwagen, bestelwagen of lijnbus – die de baan voor ons vrij houdt - te kunnen rijden. Links en rechts zijn op bepaalde plaatsen uitwijking zones voorzien waar in beide richtingen dankbaar gebruik wordt van gemaakt. Het is reeds over 14 uur en zoals het een goede huisvader betaamd eerst de paarden van de haver die ze verdienden voorzien en dan pas voor onszelf zorgen. In Oystese even voor Norheimsund vullen we de tank van de wagen met 40 liter loodvrije 95 benzine. Voor € 49,48 zijn we weer gesteld. Voor onszelf vinden we in Norheimsund een heel charmant, oud hotelletje waar we in de voortuin kunnen genieten van een vers smörrebröd met rijkelijk belegde verse zalm. Tja, hier hoeven geen woorden We vervolgen onze weg langs dezelfde Rv7 via Tysse naar Bergen. Het is voelbaar dat we meer op zeeniveau komen. De warme laat zich gelden (ook hier is Airconditioning geen overbodige luxe) totdat we, op de plaats waar de Rv48 onze route vervoegt, een kraampje zien met verse ‘Joarbeiren’. Vers, sappig en niet te zoet zo blijkt. Een heerlijkheid die smelt op de tong. De tolhuisjes worden van ver aangeduid, dus Bergen kan ook niet ver meer zijn. Afremmen, stoppen, 10 NOK betalen en opnieuw vertrekken. Langs noordelijke kant komen we de stad binnen. De ‘Rozenkrantz’ burcht meldt zich als eerste herkenbare plaats. Hier ontbreekt iets, het valt onmiddellijk op – het schoolschip ‘Statsraad Lehmkuhl’ ligt niet op zijn voorziene ankerplaats. Verder naar rechts, naar open zee ligt het MS Fjord Norway, het nieuwste schip van Fjordline op zijn passagiers en hun voertuigen te wachten. Verder naar Bryggen, rechts weg langs de Fisketorget, aan de verkeerslichten naar rechts en we stoppen aan het Strandhotel. Even onze dagteller nakijken. 251 kilometer hebben we vandaag gereden. Het is Mister Morton E Larsen die ons in de volledig vernieuwde receptiehall ontvangt. Er is voor ons een kamer voorzien. Een kamer met een prachtig uitzicht op de ‘Rozenkrantz’ burcht Bryggen en de ‘Fisketorget’ (vismarkt). Niet enkel de receptie is vernieuwd, ook de bar (veel ruimer en gezelliger) en het restaurant met een prachtig uitzicht op Bryggen en de vismarkt. Eens de bagage in de kamer ondergebracht moeten we nog enkel de wagen kwijtraken. Het hotel heeft geen parking maar 500 meter verder is wel een overdekte openbare garage. Het kon niet blijven duren. Voor de derde keer ben ik in Bergen. Tweemaal schitterend weer en nu…begint het warempel te regenen. Niet voor lang echter. Bij het buiten wandelen hoeven we de paraplu’s – die het hotel ons bereidwillig in bruikleen geeft – zelf niet te openen. We beslissen van een eenvoudige maaltijd te nemen in het ‘Bors Cafe’ een eethuis sinds 1894 op 100 meter van het hotel. Na de obligate wandeling langs Bryggen genieten we van een laatste glas en de ondergaande zon op het terras van de ‘Zachariasbryggen’. |
Het ontbijt werd vandaag vrij vroeg gebruikt. Met een fascinerend zicht op een zonovergoten Bryggen kon onze dag moeilijk stuk. ‘Norway in a Nutshell’. Op onze weg naar het station wou ik nog een paar foto’s nemen van dit ongekende stadsdeel. Maar zelfs in Noorwegen wachten de treinen niet. Dus kon ik niet te veel tijd verliezen en zou die bewuste beelden vanavond wel fotograferen (dan zou de zon ook wel een betere invalshoek hebben. Net voor 8 uur - wanneer we het station binnen stappen - nog vlug onze postkaarten gepost. Lichting nu vrijdag om 17 uur. Zou het kunnen dat deze kaartjes dinsdag al in België zouden besteld worden? Het zicht gedurende de méér dan 2 uur durende treineis naar Myrdal via Voss werd regelmatig onderbroken door het in- en uitduiken van een ris tunnels. Ondertussen begon het terug te regenen en was het ergens begrijpelijk dat we een beetje indommelden. Enkele minuten voor het binnenrijden van Voss worden we vrij bruusk wakker geschud. De mededing die volgde was niet van dien aard om het traject naar Myrdal en verder met de ‘Flamsbana’ op de meest aangename manier te laten verlopen. De meeste rijtuigen van deze trein werden voorbehouden voor een groep passagiers (de meeste Spaanssprekende Amerikanen) die ons op het traject tot – hopelijk maar tot Flam – zouden begeleiden. Het was een ongedisciplineerde meute die, eens de trein tot stilstand kwam, de voorbehouden coupés bestormde. Een luidruchtig heen en weer geloop, gebonk op het enige toilet dat deze trein rijk was. Echt, zij die mij kennen weten dat dit zeker niet mijn leefklimaat is. Deze situatie verbeterde zeker niet bij het overstappen op de ‘Flamsbana’ in Voss. Na het instappen op deze trein werd de situatie, zo mogelijk, nog luidruchtiger en hectischer. Bijna onbegrijpelijker hoe het treinstel op de rails bleef. Bij het – na elke bocht of tunnel – verschijnen van een nieuw vergezicht waren de ‘Ohs’ en de ‘Ahs’ niet uit de lucht. Iedereen veerde recht en sprong, naargelang het panorama van de ramen aan de linkerkant naar deze aan de rechterzijde. Wij bleven rustig (nu ja, rustig) zitten in de stille hoop dat deze Amerikaanse toeristen zich na een tijdje zouden voldaan voelen en tot bedaren komen (uit ervaring weten we dat deze lui – indien geen shoppingcenter in de buurt – rap ‘content’ zijn). En…inderdaad, dat gebeurde ook. Bij de waterval van Kjosfossen stoof de massa uit de treinstellen, bewonderde de waterval en stonden 2 minuten later onder elkaar te tateren aan de trein. Dit natuurlijke fenomeen interesseerde hen niet meer, voor geen ‘Dime’. Naargelang de afdaling duurde werd het bedaarder. Eén vrees bleef. Moesten al deze kabaalmakers ook op de ferry ‘Gudvangen’ van de ‘Fylkesbaatane’ naar Gudvangen? Dat leek onmogelijk. Hoewel…er bleef nog een mogelijkheid. Als het een beetje meezat… Bij het binnenrijden van het station van Flam werd mijn hoop bewaarheid. Aan de aanlegsteiger lag een cruiseschip, het MS Discovery. En dààr moesten onze Amerikaanse vrienden op inschepen. Eerst nog even massaal alle toiletten bezetten, wanordelijk achterlaten en ongedisciplineerd naar hun schip stormen. Eerlijk is eerlijk, Flam werd opnieuw even rustig en kalm zoals we het ons voorstelden. We vonden plaats in de cafetaria waar we ongestoord van ons broodje zalm konden genieten. Met een gevoel van opluchting zagen we hoe de Discovery zich langzaam van de kade losmaakte en de fjord uitvaarde. Een mooi schip – 12.244 BRT - gebouwd in 1970 en volledig vernieuwd in 2003. Ondertussen werden we verrast op een (niet onverwachte doch vrij lichte) regenbui en omdat we nog voldoende tijd hadden overwogen we een bezoek te brengen aan het gekende hotel Fretheim in Flåm. Dit is weer een hotel naar mijn hart. Het was in 1870 dat de eerste Engelse toeristen naar Flam reisden om op zalm te vissen. Deze eerste toeristen verbleven in de boerderij van Christen Fretheim en met de hulp van zijn nichtje Marthe groeide dit eerste initiatief uit tot wat het nu is. De jongste aanbouw is modern doch is in volledige harmonie met de geest en de architectuur van het eerste gebouw en bijgebouwen. Voor zij die van rust en van een adembenemende omgeving houden is dit méér dan een aanrader. Ondertussen was het terug gestopt met regenen en de laaghangende wolken bleven roerloos tegen de fjordwanden geplakt. We hielden nauwgezet onze horloges in het oog want we wilden van deze trip naar Gudvangen genieten van op een mooie plek op het bovendek, in openlucht. Eens deze interessante plaats gevonden eens geïnstalleerd ontmoetten we weer klanten die ikzelf nog heb ontvangen op het Meirplein…de familie Vandenberghe (alleen bomen ontmoeten elkaar niet). Grandioze vergezichten boden zich aan. Het ene beeld al spectaculairder dan het andere. Bij het langs varen van Udredal kwam – uit de bocht van links (Naeroyfjorden) een ander cruiseschip, het MS Silver Whisper (bouwjaar 2001 en 28.258 BRT) van ‘Silversea Cruises’. Dit moderne schip, gebouwd als een avantgardisch modern complex heeft zeker niet de charme van het MS Discovery. De bouwheren hebben hier veel te veel toegevingen gedaan aan de eisen van de hedendaagse cruise passagier (ik weiger hier het woord ‘zeereiziger’ te gebruiken). Op deze plek werden we, opnieuw, voorzien van een (lichte) regenbui en de meeste passagiers zochten benedendeks beschutting. Voor de rede van Gudvangen merkten we opnieuw het MS Discovery. Het uurrooster van gans deze trip werd strikt gerespecteerd en stipt legde onze ferry aan en hadden onmiddellijk verbinding met de autocar die ons via de Naeroydalen vallei, de indrukwekkende ‘Stalheimskleivane’, en het Stalheim Turisthotell naar Voss zou brengen. Het had opgehouden met regenen en de zonnestralen konden opnieuw doordringen tot de smalste kieren in de fjordenwanden. Deze kloof is een ervaring die de meeste van ons zeker zal bijblijven, indrukwekkend en zeker niet voor doetjes. De verschillende haarspeldbochten volgen elkaar in een hels tempo op. Soms heeft de weg een stijgingspercentage van 18%. Ik ben er zelf niet helemaal zeker van twee autocars of zelf maar een autocar en een personenwagen elkaar zouden kunnen kruisen. Fenomenaal… Tijdens de autocarrit naar Voss hadden we zoals – de minst brave schoolkinderen tijdens de jaarlijkse schoolreis – plaatsgenomen op de achterste, 5 plaatsen, bank. Naast ons zat een jongeman uit New Mexico. Toffe vent. Hij had gedurende 2 maanden in Bergen (uitwisselingsproject) gewerkt en had nu een vrije dag. Het natte weer was voor hem absoluut geen ontgoocheling want…bij hem thuis was regen eerder een zeldzaamheid. We hadden ruim de tijd toen we in Voss aankwamen en maakten er nuttig gebruik van om dit hooggelegen stadje te verkennen (even de benen strekken want vandaag was het zowat onze ‘zitdag’ geweest). De treinreis naar Bergen verliep in een bijna volmaakte stilte. Nagenieten was voldoende. Bij het verlaten van het station (19.05 uur) dachten we nog even aan onze ‘ansichtkaarten’ die we vanochtend gepost hadden en vroegen ons af waar ze nu – 2 uur na de lichting – al zouden zijn. Gezien het (ver)late uur namen we een licht diner in het ‘Bors Cafe’ (idem van gisteren). Een fikse wandeling door het oude stadsgedeelte, de parkeergarage en vervolgens gelukzalig nagenieten maakten de dag volledig af. Een hoogtepunt. |
Vandaag vertrekken we naar het zuiden. We kunnen spreken van een definitief keerpunt in onze reis. We zijn op onze retour. Hoewel de Fisketorget officieel niet op zaterdag geopend is stonden er toch verschillende vissers hun waar aan te bieden. Enorme stapels verse vis, schaal- en schelpdieren, voorverpakte zalm en gedroogde vis. Lekkere hapklare rapporten liggen ons roerloos te verleiden. Vele helpers in de kramen zijn Franse studenten die aan een uitwisselingsprogramma in Bergen werken en zo op hun vrije dagen een beetje zakgeld verdienen. Voor de eigenaars van de kramen is het ook mooi meegenomen als Franstalige toeristen – wat algemeen geweten is zich enkel in hun eigen taal kunnen uitdrukken - verder worden geholpen en/of tot kopen aangezet. Nog even rondkuieren en dan komaf maken met deze vriendelijke (regen) stad. En dan de gebruikelijke plichtmatigheden…uitchecken, de wagen uit de parkeergarage, laden, nog een laatste maal de kaart raadplegen en vertrekken. Bergen verlaten is absoluut geen probleem en zeker vandaag (zaterdag) niet. Op enkele tegenliggers na lag de E39 naar Osoyro er vrij verlaten bij. Het was een vrije dag zoals we die bij ons, op het platteland ook zouden kennen. De mensen waren zichtbaar minder gehaast dan op een weekdag en de verkeerssituatie was ook minder hectisch. De mensen waren onderweg boodschappen doen, hun hobby uitoefenen, op familiebezoek of naar – minder aangename besognes - de dokter of hadden ongekende verplichtingen. Enfin, alles verliep op zijn eigen, zaterdags Noors ritme. Omstreeks het middaguur arriveerden we in Haljhem waar we de ferry naar Sandikvag zouden nemen. Het is een ferry vlotte verbinding naar Sandvikvag. Om de 30 minuten vertrekt een schip behalve om 12 uur dertig. Bij wijze van spreken verloren we hier een dertigtal minuten en konden om 13 uur vlot aan boord van het veer. Eens aan boord van de ferry en de wagen verlaten is het reppen en drummen want iedereen wil zo vlug mogelijk zijn drankje en hapje in zijn bezit hebben. Een joelende en enerverende bende kinderen reageert amper op de tierende verwijten van hun evenzeer nerveuze ouders. Het is een dagje uit met heel de familie (!). Als we kans krijgen aan dek en buiten de invloedsfeer van dit hectische gebeuren in te openbare ruimtes te geraken verloopt de 55 minuten lange overtocht (of beter doortocht langs de verschillende eilanden en eilandjes) vrij rustig en komen we beiden tot rust en genieten van een mooi zicht op de rotsformaties langs de kust van Rogaland. Halverwege de trip kruisten we haar zusterschip. Eens in Sandvikvag kiezen we de oostelijke E39 (een prachtige rustige weg) naar Laitvik. Amper gedeerd door de zon in het zuiden is het genieten van het glooiende landschap ware we niet gehinderd door de obligate dagelijkse regenbui (er moet één goede reden zijn waarom het gras hier zo groen is). In Leivik ervaren we voor het eerst wat de vooruitgang op maritiem transport in Noorwegen (of zijn het toegevingen aan de hedendaagse noden) betekend. De aloude ferryverbinding tussen Moster en Valevaq is hier vervangen door een tunnel. Deze moderne constructies zijn inderdaad veel sneller en minder tijdrovend dan de aloude ferry’s maar toch…weeral gaat een stuk nostalgie teloor. Rond 4 uur bereiken we het, op het eerste gezicht kalme en serene Haugesund. In ons ‘Comfort Hotel Amanda’ werden we door het baliepersoneel zeer hartelijk ontvangen. De koffie stond klaar en we konden onmiddellijk genieten van de traditionele ‘Norske vafler‘, kleine, lekkere wafeltjes eten. Blijkbaar een Noorse traditie dat vrijwel elk huisgezin traditioneel in ere werd gehouden. Niet zonder enige fierheid wordt ons verteld dat de havenstad op haringgraten is gebouwd. De stad heeft veel van haar oude glorie verloren. Van de florerende haringvangst van weleer blijft niet veel over. De enige noemenswaardige maritieme activiteiten beperken zich tot de scheepsbouw en andere offshore activiteiten op het eiland Risoy voor de kust. Vanuit de ‘Hurtigbatterminal in de Smedasundet verzorgt een snelle catamaran de verbinding met Bergen. Weer andere ferrysmaken de verbinding met onder andere Newcastle (UK). Voor de cinefielen is Haugesund zeker geen onbekend terrein. Een jaarlijks gebeuren is het Internationaal Filmfestival (dit jaar van 17 tot 24 augustus). Alles staat zo ongeveer, en zeker ons hotel, in het teken van de film. In de receptie staan enorme zaalprojectoren, in étalagekasten vinden we kleinere zaken die rechtstreeks met het filmgebeuren verbonden zijn. Alle kamers dragen de naam van een film. Mocht het zo zijn dat de naam van de kamers iets meer vertelde over haar logés dan sliepen wij zeker in de kamer met een toepasselijke naam, ‘Free Willy’. In de vooravond komt deze, overdag slapende, stad stilaan tot leven. De, met zeildoek overdekte, terrassen langs de Strandgate aan de kade lopen langzamerhand vol. We besluiten een verfrissende pint te drinken op een van deze occasionele terrasjes. Onze aandacht wordt getrokken door een tapster die een verbluffende gelijkenis met Sylvie, een nichtje van ons, vertoont. Aan een tafeltje zitten een paar jongemannen rustig te beraadslagen hoe hun avond verder zou kunnen uitzien. Naast hen zit een tienjarige knaap, genre Jefke Bruyninckx uit ‘De Witte van Zichem’, aandachtig het gesprek te beluisteren. Het beeld van zijn ouderwetse, beige pet, blijkbaar achteloos schuin op zijn hoofd gedrapeerd geeft hem de allure erbij te willen horen. Op een vraag van een van de ouderen veert hij recht om de hem opgedragen taak tot een goed einde te brengen. Het valt op werkelijk op dat hij zit te popelen om er binnen een paar jaar ‘bij te horen’, ook één van de ‘wiseguys’ van de volgende generatie te zijn. Het kliekje van ‘goodfellas’ blijft rustig verder keuvelen en hun visie op het verdere verloop van het weekeind voor elkaar te verduidelijken. De voorbereiding tot een veel belovende avond gaat verder zijn gang. Kroegen en cafeetjes, overdag onherkenbaar, open hun deuren. Groepjes, meestal jonge, mensen troepen samen, wachtten op vrienden, vermengen zich met andere kliekjes en zoeken hun stek. Ondertussen zwelt het geroezemoes aan. Zonder dat het lawaai op de kade en in de omliggende straten echt hinderlijk of storend wordt zal deze ‘va et vient’ de ganse nacht duren. Zonder dat het voor ons echt vervelend was, doofde het straatleven rond 5 uur. Iedereen ging blijkbaar moe maar, al dien niet, voldaan naar zijn eigen haard. Voor ons had de prille zondag ochtend niet veel meer in petto dan ons rustig klaar te maken, een uitgebreid buffet te nuttigen en onze ‘Odyssee’ naar het zuiden verder te zetten en een voldane gemeenschap dromend achter te laten. |
De tocht naar het zuiden gaat, net als de dag voordien, over bruggen en tunnels langs schorren en slikken. Mooi blijft dit landschap. De randen van de weg opnieuw afgezoomd met ontelbare prachtige, paarse bloemen. In eerste instantie hadden we geopteerd de ‘Boknalfjorden’ langs oostelijke zijde te omtoeren. Deze route langs Nedstrand, Hjelmeland, Jørpeland om zo Sola (internationale luchthaven van Stavanger) te bereiken zag er veelbelovend uit. Rekening houdend met het feit dat we van een drietal, kleine, veerdiensten zouden dienden te gebruiken en hierdoor veel kostbare tijd zouden moeten inleveren opteerden we toch voor de meest zuidelijke route te nemen. Reizen blijft tenslotte nog een beetje creatief bezig zijn. We zouden tenslotte beloond worden voor deze ingeving om onze route te wijziging. Op deze route moesten we tenslotte maar gebruik maken van één enkele veerdienst (van Arsvǻgen naar Montavika). De zacht gloeiende weg bleef vrij idyllisch en rustig in deze zondagse ochtendzon. Hier en daar verlieten we de E39 om een afslag naar een of ander klein, onooglijk, dorp te nemen. Niet steeds werden we voor deze inspanningen beloond. Deze dorpjes bleken niet zelden niets anders dan een paar hoeves met bijhorende loodsen te zijn. Groot was onze verwondering In de omgeving van Kopervik maakten we een kleine sanitaire stop en gebruikte ik de resterende tijd om nog maar een paar foto’s te nemen. Bij het uitkomen van een landweg was onze verwondering groot om in het midden van ‘niets’ een aftandse, gedateerde scheepswerf te vinden. Verbazend om hier dit nietige, kleine segment maritieme industrie te vinden. Gelukkig vinden we wat verderop een wat meer pitoresk tafereel. Naast hun aangemeerde plezierbootjes lezen enkele, al oudere dames hun zondagskrant. Anderen genieten van een welverdiende rust na hun wekelijkse dagtaak. Weer twee andere, ditmaal jongere, mensen maken zich op om een zwempartijtje in een afgelegen arm van de kreek. Luttele seconden later zijn de wuivende armen uit het beeld van mijn achteruitkijkspiegel verdwenen en bereiken Arsvågen waar onze ferry de ‘Rennesøy’ op ons ligt te wachten. De overtocht naar het gelijknamige eiland verloop smetteloos. Zoals naar gewoonte even wachten tot het zusterschip de ‘Masfjord’ voorbijvaart, en dan maar wuiven naar de passagiers die even geboeid op het dek op naar de plaats van bestemming uitkijken. Wanneer we uit het donkere ruim het schip verlaten worden onze ogen door het verblindende zonlicht gekweld. Wanneer we de tunnel, die de twee zustereilanden - ‘Rennesøy’ en ‘Mosterrøy’ - verbindt wordt onze aandacht getrokken door een verwijzing naar het ‘Utsteinkloster’ en beslissen deze omweg te maken. We zijn er niet in geslaagd dit klooster te bereiken. De weg ernaartoe was in erbarmelijke staat en dus onberijdbaar, zodat we besloten terug te keren. In de baai aan Vikevåg waar we halthielden liep een oude kotter, de ‘Biskafjord II’ binnen. Het dek was afgeladen met wandelaars en fietsers. Zo kwamen we te weten dat de eigenaar van het vaartuigje verschillende excursies voor sportievelingen organiseerde. Zeker een lucratief maar mooi initiatief. In deze mooie inham, de Finnasandbukta, vinden we een prachtig hotelletje, het ‘Utstein Kloster Hotell’, dat ons dringend uitnodigt tot een bezoekje. Dit hotel is prachtig uitgerust met mooie lichtblauwe tinten in combinatie met gepatineerde houten lambriseringen. Bordeauxrode zetels aan de haard geven het geheel een intieme sfeer. Voor hen die nood hebben ergens afgelegen gelogeerd te zijn is dit hotelletje zeker een aanrader. Hier verblijven is een ultiem genieten. Gezien het verlate uur en de korte afstand (een twintigtal kilometer) van onze bestemming beslissen we Stavanger links te laten liggen om onmiddellijk ons hotel in Sola te bereiken. Ons hotel, het ‘Sola Strand Hotel’ is prachtig, aan een ongerept, verlaten zandstrand gelegen. Het ‘Sola Strand Hotel’ is een mooi ouderwets hotel uit 1914. Alle openbare ruimten werden opgebouwd en gedecoreerd met materiaal van oude stoomschepen, allemaal schepen die tradietievolle namen droegen. Schepen die het oude en nieuwe continent verbonden en generatielang de migratie van oost naar west bewerkstelligden. Het restaurant bijvoorbeeld was opgetrokken met het meubilair en ander materiaal van het SS Montroyal uit 1906. Op het ogenblik van ons verblijf werd de bar en lounge volledig vernieuwd met het oude dek van het zeilschip ‘Statsraad Lehmkuhl’ (zie mijn verslag van donderdag 24 juli Geilo – Bergen). Dit hotel maakt deel uit van de hotelketen ‘De Historiske Hotel’ maar zou vanaf 2004 deel uitmaken van het befaamde ‘Fjord en Fjels’ keten. We konden over een uitzonderlijk mooie kamer beschikken. Boven in een rechthoekige toren vertoefden we in een ruime kamer met afzonderlijk salon dat in westelijke richting een subliem zicht op de zachte tinten die de ondergaande zon het strand en zee gaf. Onze bagage naar de kamer brengen vergde wel een kleine inspanning, aangezien het hotel over geen lift beschikte en we met onze bagage via kleine trapjes en ‘palliers’ ons verblijf moesten bereiken. Bij onze aankomst was de lunchtijd al ver verstreken beslisten op een onconventionele manier ons middagmaal te gebruiken. We reden naar de nabijgelegen internationale luchthaven van Stavanger en nuttigden een lekker, voedzaam broodje en dit aan – naar Noorse normen - democratische prijzen. Daarom dienden we wel onze riante kamer te verlaten en kwamen net op tijd om Lance Armstrong in Parijs zijn vijfde ‘Tour de France‘ te zien winnen en zo plaats te nemen in de galerij van de allergrootste wielrenners aller tijden. Deze mooie - doch vermoeiende - dag konden we besluiten met een uitermate lekkere maaltijd in de ‘Montroyalsalen’. Een weldoende nachtrust was aangewezen, ’s anderendaags stond een bezoek aan Stavanger op de agenda en de volgende nacht zouden we aan boord van het ‘MS Fjord Norway’ van Fjordline doorbrengen. |